Molenaar Racing in de GP – Het bijzondere verhaal van Arie Molenaar

Arie 1992

Twee 125cc-wereldtitels, een Suzuki-fabrieksteam runnen, vooroprijden met Jurgen van den Goorbergh in de 500cc tijdens de TT Assen en veel Nederlanders laten debuteren op WK-niveau; Arie Molenaar beleefde het allemaal als teammanager van Molenaar Racing. Wij maakten een overzicht van geweldige én moeilijke momenten van Molenaar Racing in de Grand Prix.

1. Van coureur naar teammanager

Arie Molenaar groeide op in het familiebedrijf Arie Molenaar Motors in IJsselstein, opgericht door vader Arie. Een stap naar het racen was voor Arie jr. dan ook zo gemaakt. Via de cross kwam hij in 1985 in de wegrace terecht. Arie koos voor de 125cc en werd binnen korte tijd één van de beste coureurs van Nederland. In 1991 ging er voor hem een droom in vervulling toen hij GP-coureur in het team van Jan Huberts werd. In dat team waren Hans Spaan (125cc) en Wilco Zeelenberg (250cc) de kopmannen. Arie bracht zijn eigen teamleden mee. In Engeland zou hij in de kleuren van Samson Sharp zijn beste klassering behalen door als elfde te finishen. Molenaar zou in totaal drie GP-seizoenen rijden, waarbij hij in het laatste jaar onder zijn eigen teamnaam ‘Molenaar Racing’ van start ging. 1993 werd nationaal gezien zijn succesvolste jaar, want hij pakte voor Loek Bodelier de Nederlandse titel in de 125cc. Toch besloot Arie om op het einde van dat seizoen te stoppen met racen. ‘Vanuit de IRTA kreeg ik geen GP-start meer voor 1994. Maar ik kreeg wel de kans om met Hans (Spaan) samen te gaan werken’, vertelt Arie. Molenaar en Spaan maakten een plan. Spaan zou in 1994 zijn laatste seizoen als actief Grand Prix-coureur rijden voor Molenaar Racing en zou daarna verder gaan in rol van chef-technicus met Arie als teammanager. Tevens werd Blumex (een groothandel in bloemen en planten) door Spaan meegebracht als hoofdsponsor. Voor beide mannen was dit een mooie kans om verder te gaan na een actieve race carrière. Spaan had ook de mogelijkheid om in 1994 binnen het 125cc-veld te scouten naar een talentvolle coureur voor het seizoen 1995. Het ambitieuze duo Molenaar en Spaan zou bij de juiste rijder uitkomen.

2. 125cc-wereldtitels met Haruchika Aoki

Gedurende het seizoen 1994 viel Haruchika Aoki op bij Molenaar en Spaan. De jonge Japanner presteerde goed ondanks het gebrek aan goed materiaal en de juiste begeleiding. ‘Haru sliep op het circuit achter in een trailer. Je zag aan alles dat hij er helemaal voor ging en talent had. Tijdens het seizoen verbleef hij met een aantal Japanners in België en daar hadden we goed contact mee’, vertelt Molenaar. Spaan en Molenaar weten Haruchika Aoki te overtuigen om voor hen te komen racen in 1995, want er waren meer teams geïnteresseerd in de diensten van de talentvolle Japanner. In eerste instantie was het plan van Arie om enkel met een 125cc-rijder te starten in 1995. Gedurende de winter was Arie in Japan op gesprek bij HRC (Honda) om het juiste materiaal voor Haruchika te krijgen, toen er zich een kans voordeed. 250cc-coureur Nobuatsu Aoki – de vijf jaar oudere broer van Haru – had nog geen zitje en Honda wilde graag een plekje voor hem regelen. De Aoki’s hadden namelijk goede contacten bij Honda. En zo ging ook Nobuatsu – met financiële steun uit Japan met als belangrijkste sponsors Honda Access en Rheos helmen – in 1995 racen voor Molenaar Racing in de 250cc-klasse. Nobu zou goed presteren met een zesde (1995) en zevende (1996) plaats in de einstand, wat hem uiteindelijk een succesvolle transfer naar de 500cc-klasse zou opleveren. Maar de oudste Aoki pakte geen podiumplaatsen en zou niet zo imponeren als zijn jongere broertje Haru. Die zorgde voor een gigantische verrassing door bij zijn debuut voor Molenaar Racing de Grand Prix van Australië te winnen. ‘We wisten dat Haru erbij kon zitten, maar dit zou gebeuren had niemand voor mogelijk gehouden’, kijkt Arie terug. Maar daar bleef het niet bij, want Haru won zes van de eerste acht races in 1995. De Japanner werd met een gigantische voorsprong wereldkampioen en zou een jaar later zijn wereldtitel met Molenaar Racing prolongeren. En zo had het jonge Nederlandse Grand Prix-team ‘ineens’ twee wereldtitels op zak. ‘We waren een hele hechte groep en deden alles samen. En voor iedereen binnen het team was zijn rol nieuw. Het enthousiasme was groot en ik denk dat dit alles de basis van ons succes was’, legt Arie uit. De Aoki’s en Molenaar ontwikkelden een bijzondere band. Toen Arie in 1996 trouwde met Carla Straver was Haru de getuige van Arie en Nobu de getuige van Carla. En vijf jaar later zouden Arie en Carla in Japan de getuigen op het huwelijk van Haru zijn.

3. Suzuki fabrieksteam

Het succes van Haru Aoki met Molenaar Racing leverde logischerwijs interesse op. Dit zorgde ervoor dat Haru in 1997 vertrok naar het Italiaanse Team Pileri in de 250cc. Maar ook Molenaar Racing kreeg een geweldige aanbieding. Het Nederlandse team werd gevraagd om het Suzuki-fabrieksteam te runnen in de 250cc. ‘De mogelijkheden waren oneindig’, zegt Arie wanneer hij terugdenkt aan die periode. Maar ondanks alle inspanningen en investeringen van Suzuki kon de achterstand ten opzichte van Aprilia en Honda niet worden gedicht. Noriyasu Numata – die twee jaar voor het 250cc Suzuki-fabrieksteam van Molenaar Racing uitkwam – scoorde enkele top-tien resultaten, terwijl de Japanner wel te boek stond als een groot talent. De andere vaste rijders – Jaimie Robinson (1997) en Johan Stigefelt (1998) – scoorden slechts af en toe WK-punten. Het meest opvallende resultaat in deze Suzuki-periode van Molenaar Racing werd behaald door een invaller. Tijdens de laatste Grand Prix van 1997 op Phillip Island in Australië was Numata geblesseerd. De Australische WP Suspension-importeur had wel een vervanger op het oog: Troy Bayliss. Arie herinnert zich de eerste kennismaking – die niet veelbelovend was – met Bayliss nog maar al te goed: ‘Toen hij binnenkwam waren er weinig verwachtingen, want hij was veel te groot voor de 250cc. Maar hij wilde niet dat we de motor voor hem zouden aanpassen. “Laat mij maar racen”, zei hij.’ En racen dat deed Bayliss op Phillip Island, want hij scoorde er een knappe zesde plaats en dat betekende voor de Australiër het begin van een zeer succesvolle carrière op WK-niveau, allereerst met Ducati in de Superbikes. Arie: ‘We hadden eigenlijk één droge training te weinig. Omdat Bayliss steeds sneller ging, stond de gearing van de motor in de race niet helemaal goed. Anders hadden we misschien wel een podium kunnen behalen.’ Na twee jaar zonder veel progressie besloot Suzuki zich terug te trekken uit de 250cc en zich volledig te richten op het 500cc-project, waar ze ook een achterstand hadden opgelopen ten opzichte van Honda en Yamaha. Arie vond dat jammer: ‘We hadden een bewuste keuze gemaakt om in het Suzuki-project te stappen. Het was een bijzondere en leerzame tijd. Dan is het jammer als het na twee jaar al stopt.’

4. Met Nederlanders in de Grand Prix

In het tweede jaar met Suzuki had Arie met Rizla een nieuwe hoofdsponsor aan zich weten te binden. De fabrikant van sigarettenvloeitjes bleef trouw aan Molenaar Racing toen het team in 1999 terugkeerden naar Honda. Ze besloten wel het over een andere – Nederlandse – boeg te gooien. ‘We hadden veel Nederlandse sponsoren en die zien liever een Nederlander voor je racen wanneer je geen rijder hebt die wereldkampioen kan worden’, legt Arie uit. Jarno Janssen en Maurice Bolwerk maakten voor Molenaar Racing in 1999 hun debuut als Grand Prix-coureur. Jansen bleef ook in 2000 toen Jurgen van den Goorbergh met een tweecilinder Honda voor Molenaar Racing in de 500cc uitkwam. Van den Goorbergh werd de meest succesvolle Nederlandse rijder in dienst van Molenaar. De Brabander werd de beste tweecilinder Honda-coureur met een dertiende plek in het 500cc-wereldkampioenschap. En tijdens de TT Assen van 2000 reed de Rizla-Honda met Van den Goorbergh zelfs even op kop. Het is nog steeds de laatste keer dat een Nederlander dat in de koningsklasse presteerde. Door de goede resultaten hadden Van den Goorbergh en Molenaar Racing met financiële steun van Rizla bijna een competitieve viercilinder NSR500 Honda voor 2001 geregeld. Arie: ‘Rizla trok zich op het laatste moment terug. Toen was het voor ons niet haalbaar, want het ging toen ook al om gigantische bedragen.’’ Van den Goorbergh tekende een contract bij Proton KR3, het team van Kenny Roberts, terwijl Molenaar een oude bekende in zijn armen sloot. Haru Aoki was in het World Superbike-kampioenschap beland en Arie gaf hem de kans om in de 500cc te racen met een tweecilinder Honda met De Graaf Technisch Personeel als nieuwe hoofdsponsor. De resultaten waren – gezien het materiaal – niet slecht, maar niet zo goed als een jaar eerder met Van den Goorbergh. Toen de nieuwe MotoGP-klasse in 2002 zijn intrede deed, ging Molenaar Racing zich volledig richten op 250cc en 125cc. Henk van de Lagemaat, Joey Litjens, Hugo van den Berg, Raymond Schouten; allemaal reden ze één of meerdere seizoen voor Molenaar Racing – vaak met een buitenlandse teamgenoot – in de Grand Prix. Het werd geen groot succes. Naast Van den Goorbergh wist alleen Jarno Janssen (vijf punten) en Hugo van den Berg (een punt) WK-punten te scoren. In 2008 was Molenaar Racing overgestapt van Honda naar Aprilia. Het beste resultaat in de eindstand na de Suzuki-periode werd in 2009 behaald door de Zwitser Randy Krummenacher met een negende plek in het 125cc wereldkampioenschap.

5. Einde Grand Prix Team

Eind 2010 werden de talentvolle Spanjaard Luis Salom en Jasper Iwema gepresenteerd als 125cc-rijders van Molenaar Racing in 2011. Maar zo ver kwam het niet. Arie besloot in de winter zijn starts terug te geven aan IRTA, de organisatie voor rijders en teams. Hij legt uit: ‘Het was financieel niet meer haalbaar. We hadden te maken met de nasleep van de economische crisis die in 2008 was begonnen. Veel sponsoren konden begrijpelijk minder doen. Daarnaast moesten wij (Carla en ik) ons concentreren op de motorzaak, want daar was ook de crisis voelbaar. Geld verdienen met het raceteam was geen sprake van. In onze laatste twee GP-seizoenen waren we er zelf ook al minder bij en hadden we Jarno Jansen aangesteld als manager. En het was gewoon alle hens aan dek op de motorzaak.’ Roelof Waninge – die al sponsor was van Molenaar Racing – kocht de spullen en kreeg één start van de IRTA, die hij inzette voor Luis Salom. Dat was het begin van RW Racing GP. Jansen en Spaan gingen werken voor het team van Waninge. Salom werd met RW Racing GP in 2012 tweede in het nieuwe Moto3-wereldkampioenschap. Iwema vond – na het plotseling stoppen van Molenaar Racing – met grote hulp van Abbink Metaal op het laatste moment nog onderdak bij het Italiaanse team van Mirko Cecchini, het huidige Snipers Team in de Moto3. In 2013 zou Iwema alsnog uitkomen voor RW Racing GP.

6. Talentontwikkeling

Toen Molenaar Racing nog volop actief was in de Grand Prix, begonnen zij al aan talentontwikkeling in Nederland. In eerste instantie werd dit in 2007 en 2008 gedaan door met jonge rijders in een soort satellietteam te racen in het Europees kampioenschap. In 2009 besloten Carla en Arie het anders aan te pakken door met de Molenaar NSF100 Cup te beginnen. ‘Het idee was om zelf aanwas voor het GP-team te creëren, maar zover is het nooit gekomen’, legt Arie uit. Scott Deroue werd de allereerste kampioen van de Molenaar NSF100 Cup, maar met de latere kampioen Bo Bendsneyder bouwden Arie en Carla een bijzondere band op. ‘Hij was een geweldig talent, maar zijn ouders hadden geen sponsornetwerk in de sport. Ze vroegen of wij hen konden helpen.’ En dat hebben de Molenaars gedaan. In het jaar dat Bendsneyder kampioen werd in de Red Bull Rookies Cup had Arie het zitje bij Red Bull KTM Ajo geregeld. Ook later sprak Arie zijn netwerk aan om Bendsneyder onder te brengen bij Tech3 in de Moto2. Arie: ‘We hebben altijd goede contacten gehouden in de Grand Prix-paddock en dat is heel belangrijk. Het leek destijds zo logisch dat Bo bij Red Bull KTM Ajo ging racen, maar daar moest heel veel voor gebeuren. Ook financieel. Gelukkig wilden er meer partijen meedoen. Ik zorgde ervoor dat er aan de financiële verplichtingen richting het team werd voldaan.’ Toen Bendsneyder de overstap maakte naar RW Racing GP besloot Arie te stoppen met zijn rol als manager. Maar nog steeds zijn Carla en Arie Molenaar vol passie bezig met talentontwikkeling in de Molenaar NSF 100 Cup. Maar denkend aan zijn tijd in de Grand Prix krijgt Arie nog steeds een glimlach: ‘Natuurlijk waren er ook lastige momenten, maar het is een geweldige tijd geweest. Wat in je Grand Prix leert, leer je nergens anders. En die twee wereldtitels met Haru en hoe wij toen als team waren; ja dat was toch wel het hoogtepunt.’

Zo vader, zo zoon

Inmiddels is Molenaar Racing al weer meerdere jaren actief op de circuits. Niet meer in de Grand Prix, maar in het Duitse IDM-kampioenschap. Toen Thom Molenaar – de zoon van Carla en Arie – ging racen op internationaal niveau werd er in 2020 weer nieuw leven in het raceteam van ‘De motorhandelaar uit IJsselstein’ geblazen. Eind 2023 besloot de 23-jarige Thom te stoppen met racen en nam hij het stokje van vader Arie over als teammanager van Molenaar Racing. In 2024 zal Senna van den Hoven in de kleuren van Molenaar Racing op een Kawasaki Ninja 400 uitkomen in het IDM Supersport 300-kampioenschap.

Team 1993 Teamfoto 1995
Teamfoto 1993 – 3 personen                                  Teamfoto 1995 – Met Haru en Nobu Aoki

 

Arie Mitsuo Itoh Suzuki 1996   Teamfoto 1997
Arie met Mitsuo Itoh – Teamchef Suzuki GP            Teamfoto 1998 Met Robinson en Numata

Teamfoto 2000  Arie Jarno Joey TT 2006
Teamfoto 2000 met Janssen en vd Goorbergh      TT 2006 met Joey Litjens en Jarno Janssen

Teampresentatie 2008 Hugo Stevie Danny  Arie Roelof 2010
Teampresentatie 2008 Webb, vd Berg en Bonsey   Team 2010 met Roelof Waninge

NSF Roll out 2009 Lelystad  Bo naar GP 2015
Molenaar NSF100 Roll out 2009   Bo Bendsneijder naar GP in 2016

Arie en Thom grid Assen sept 2019
Met zoon Thom Molenaar tijdens de TT in Assen in 2021